Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [53]het gebed des geloofs zal den zieke [54]behouden, en [55]de Heere zal hem [56]oprichten, en zo hij [57]zonden gedaan zal hebben, het zal hem [58]vergeven worden. 53. Dat is, dat zo door de ouderlingen als door de zieken uit waar geloof tot den Heere gedaan wordt. 54. Dat is, zal de zieken verlossen van de lichamelijke ziekte, naar den wil des Heeren. 55. Namelijk als zijnde de werkmeester van deze wonderbaarlijke gezondmaking. Hetwelk uitdrukkelijk daarbij gedaan wordt, opdat men niet mene, dat de olie of het uitgesproken gebed, zulke kracht zou hebben in zichzelve. 56. Of ophelpen; namelijk uit zijn ziekte. 57. Namelijk om welke God hem die ziekte zou mogen toegezonden hebben; gelijk Joh.5:14; 1 Kor.11:30. 58. Namelijk van den Heere, als men Hem daarom behoorlijk bidt.